over de geboorte van hun zusjes
de tweeling Toos en Jeanne
11 December 1923 spoedde vader zich met ongebruikelijke haast naar de pastorie om pastoor Meijer kond te doen van de geboorte van de tweeling. Hij zal dat ongeveer met de volgende woorden gedaan hebben: Heden breng ik u een blijde boodschap; mijne wettige gade Geertruida Maria heeft vanmorgen het leven geschonken aan twee kinderen van het vrouwelijk geslacht, aan wie wij de namen willen geven Catharina Maria en Adriana Maria, die wij zullen opvoeden en grootbrengen in geuren van heiligheid, waarbij wij tevens de belofte doen om alles in het werk te stellen dat deze beide meiskes dagelijks zullen toenemen niet alleen in gewicht maar ook in welbehagen bij God en bij de mensen.
Groot was de commotie in kerk en samenleving. De zondag daarop werd een H. Hoogmis met drie Heren opgedragen in de Laurentiuskerk, een driestemmige Missa voor Mannekoor Benedicamus Domino van Perosi, onder de geparfumeerde althans gesoigneerde leiding van de toen nog jonge aartsvader Lakeman. Deze mis werd aan vader en moeder aangeboden door het Genootschap tot Voortplanting des Geloofs.
Vader en moeder waren in de wolken. Ik was toen een eigenwijs wijsneusje van 6 jaar. Maar ik herinner mij dat vader na deze plechtige Mis van Dankbaarheid thuis uitbundig vertelde van de overvolle kerk, waarin hij rond het doopvont zelfs drie bekommerde protestanten had waargenomen, blijkbaar op zoek naar de Glorievolle Geheimen van het Rijke Roomse leven of - wat vader voor waarschijnlijker hield - op zoek naar de Blijde Geheimen van de Roomse vruchtbaarheid. Van een collectant had hij ook nog gehoord dat in de achterste biechtstoel zich een van vrijmetselarij verdachte grootgrondbezitter had schuil gehouden. Wat deze aspirant-verdoemden bewogen mag hebben om die mis bij te wonen, zou - volgens moeder - wel duidelijk worden op de Jongste Dag.
Hoe dan ook, niemand van al deze aanwezigen zal toen hebben kunnen vermoeden dat deze beide meiskes, omwolkt door wierookwalmen, klokgebeier en jubelzang, later zouden openbloeien tot twee joyeuze vrouwen van de wereld.
Nog dit: als broer van zeven zusjes ben ik in mijn jonge jaren in de watten gelegd, door allemaal. Wat Jeanne betreft herinner ik mij hoe zij altijd zorgde dat er een lekkere hap voor mij klaar stond wanneer ik thuis kwam van het hockeyen of van een middag zwemmen in de Vliet en hoe zij – toen ik al getrouwd was – mijn gezin de helpende hand toestak bij griep of andere calamiteiten. En wat Toos betreft, aan haar heb ik in feite mijn kennismaking met het literaire werk van de dichter Marsman te danken. Zij zat toen op de MMS op Bijdorp en kreeg daar grondig les in Nederlandse taal en letterkunde. Ik snuffelde wel eens in haar boeken en kwam toen op de hoogte van het werk van Marsman, dat mijn hele verdere leven een bron van vreugde en vaak zelfs van vervoering is gebleven.
Ik wil bij deze gelegenheid jullie beiden voor dat alles nog eens hartelijk danken.
Leo van der Bijl
Geen opmerkingen :
Een reactie posten