De zin en onzin van het “schrijven”
bron afbeelding
«Je ne suis pas d’accord avec ce que vous dites, mais je défendrai jusqu’a
la mort votre droit a le dire»
Bijna driehonderd jaar geleden deed “Voltaire”
uitspraken die vandaag de dag nog altijd worden aangehaald. Sommige zijn zo
actueel dat je er van achterover slaat. Hij was zonder twijfel verstandig,
hoogbegaafd, briljant en misschien zelfs helderziende of alwetend. Ik zeg maar
wat, want ik weet het niet. Sinds het geschreven woord zijn er vele citaten
(van vele wijze mensen) die de tand des tijds wisten te doorstaan, de een nog
mooier dan de ander.
Aan de ene kant maak ik mij geen illusies. Over
vijftig jaar vind je mijn woorden vast niet terug. Hooguit in een doos op
zolder als “herinnering” bij een van mijn kinderen of (wie weet) kleinkinderen.
Ik let wel eens op “wat ik zeg of schrijf”, ik ben er gemiddeld niet op uit
anderen te kwetsen of voor het hoofd te stoten. Ik vind het eerlijk gezegd heel
leuk en vleiend als er wel eens complimenten volgen na een bijdrage op mijn
blog. Daar word ik zeg maar “ijdel” van. Maar ik maak me drukker over eventuele
taal- of stijlfouten dan over een politiek/emotioneel “correcte” inhoud. Zoveel
kwetsende dingen heb ik doorgaans niet te vertellen. Ik maak mij dan ook niet
druk dat ik in een ernstig conflict zal geraken door wat ik
toevertrouw aan het geschreven woord. Hoe dan ook, niets mag worden afgestraft
met Kalasjnikovs.
Ik maak evenmin illusies over de toegevoegde
waarde of de houdbaarheidsdatum van mijn schrijverijen. Niemand die in het jaar
2300 (en een paar jaar later) vraagt of de een of andere uitspraak van Margriet
zal zijn “die uit 1965, die het niet kon laten te babbelen”. Er komt geen
bundeling à la Hella Haasse en haar “Een vreemdelinge in Den Haag”. Mijn verzamelde
brieven liggen in een doos hier in huis, althans de brieven die ik ooit
gekregen heb. De brieven die ik geschreven heb … wie
zal ‘t zeggen. Het maakt mij niet uit, ik babbel, kwebbel en kakel wat ik wil.
Maar de wijsheid die klinkt uit beroemde citaten van grote schrijvers en
filosofen van vervlogen tijden, van ver voor de geboorte van zelfs mijn opa
(1875-1952), zet mij toch wel een beetje aan het denken. Want wat is de
toegevoegde waarde?
Voltaire wist precies wat vrijheid van meningsuiting
betekende. In zijn tijd was een schrijver niet bepaald vrij te zeggen of
schrijven wat hij dacht of vond. De kans dat je werd afgerekend op je woorden
was groot. Er waren weliswaar geen Kalasjnikovs, maar een verblijf van een paar
jaar in de Bastille was voor Voltaire blijkbaar een zodanige ervaring dat die
blijkbaar niet voor herhaling vatbaar was. Na een nieuwe aanvaring met een
hoogwaardigheidsbekleder, over zijn denkbeelden verkoos hij dan ook verbanning
van een aantal jaren naar het buitenland boven het aangeboden alternatief “de
Bastille”. Hij stak de Noordzee over en zette zijn uitspraken voort in
Engeland. Niet zo heel lang na zijn dood begon overigens de Franse Revolutie.
De guillotine was even onverbiddelijk en praktisch feilloos als de Kalasjnikovs
van nu, maar dan anders, de voorbereidingen op de onvermijdelijke dood maakte
men toen iets bewuster mee.
Voltaire schreef brieven met onder andere Catharina de
Grote maar ook met Frederik de Grote en schreef in een daarvan het volgende:
Wij zijn niet geboren om Plato en Leibniz te lezen, om curven te meten, om
feiten in ons hoofd te rangschikken. Wij zijn geboren met een hart dat dorst
naar hartstochten en waaraan wij moeten voldoen zonder ons door die verlangens
te laten beheersen. Een van de grootste zegeningen die wij de mensheid kunnen
brengen is bijgeloof en
fanatisme uitroeien, de machthebbers beletten degenen te vervolgen die anders
denken.
We kunnen stellen dat er weinig van terecht is
gekomen. Over vrouwen had hij overigens een eigengereide mening, waardoor ik
hem nu verdenk zich om te draaien in zijn graf.
De
vrouw is een menselijk wezen dat zich aankleedt, babbelt en zich uitkleedt.
Een van de grootste uitspraken ooit over het recht op
vrijheid van meningsuiting is dus niet afkomstig van Voltaire zelf, maar is
ontsproten aan het brein van een wezen dat zich slechts zou aankleden, babbelen
en weer uitkleden. Ergens tussen die handelingen van aan- en uitkleden en
babbelen, schreef S.G. Teallentyre (pseudoniem voor Evelyn Beatrice Hall) de
volgende woorden. Ze schreef ze in een biografie over Voltaire.
«Je ne suis pas d’accord avec ce que vous
dites, mais je défendrai jusqu’a la mort votre droit a le dire»
"Ik verafschuw wat u zegt, maar ik
zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen"
Stel dat deze woorden inderdaad afkomstig zijn van
Evelyn Beatrice Hall. Dan zijn er diverse mogelijkheden over hoe beide
potentiële bedenkers van deze uitspraak denken over deze verwarring. Is dat een
compliment of juist een belediging. “Jouw woorden die zo briljant waren, worden
toegeschreven aan het brein van een grootheid”. Of een miskend gevoel “dat
waren potverdrie jouw briljante woorden en ze worden toevertrouwd aan zo’n
minkukel die niets van vrouwen vond …".
Of is er verbijstering bij Voltaire? Verbijstering dat
de woorden van een babbelend levend wezen dat zich slechts kan aan- en
uitkleden voor de jouwe worden aangezien … Is dat niet de
grootste gruwel?
Wat is dan de toegevoegde waarde van jouw woorden, wat
heb je aan een houdbaarheidsdatum van honderden jaren, als jouw kennis en
inzicht na zoveel jaren later nog steeds niet ter harte worden genomen. Wat heb
je eraan dat ze wel keer op keer worden aangehaald tijdens dieptepunten waar de
communicatieve vaardigheden van een klein deel van de mensheid een nieuw
dieptepunt hebben bereikt. Een gebeurtenis die met het grootste gemak had
kunnen worden vermeden: als men had geluisterd en geleerd van het verleden … maar
vooral van een waardevol nalatenschap …
Ik weet het niet, ik denk dat ik maar lekker doorga
met babbelen.
bron afbeelding |
Geen opmerkingen :
Een reactie posten