Op school
had ik niets met geschiedenis. Wat had je aan al die feiten? Er is echter één
geschiedenis die ik geweldig vind. De stamboom van mijn moeders familie. De
naamgeving "Van der Bijl" heeft volgens onderzoek plaatsgevonden in de vroege dertiende
eeuw, rond 1205. De stamboom is inmiddels
bekend vanaf 1549. Met de feiten op een rij ga ik geloven dat er het een en ander
is voorbestemd.
Vandaag vond ik op google wat nieuwe feiten. Over mijn
familie is veel bekend en vastgelegd. Maar ik ontdekte de naam van de dochter
van de stamhouder, Arend Willemsz van der Bijl. Hij had zes kinderen, eerst
drie zonen, toen drie dochters. Zijn oudste dochter had de naam Apolonia, net
als mijn moeder en onze oudste dochter. Dit moet dan onder toeval geparkeerd
worden, want onze dochter is inmiddels zestien en ik zie het vandaag voor het
eerst. Die naam komt verder niet of hooguit als verbasterde roepnaam voor (Ploon/Pleun e.d.) en dan eigenlijk aan de kant van mijn oma’s
familie.
Vandaag ontdekte ik de naam van de allereerste eigenaar. Het
was Cornelis Willemsz van Rijn. Hij was niemand minder dan de Schout van
Voorschoten en het huis werd op 28 december 1577 zijn eigendom. Bij mijn weten
was overgrootvader een wagenmaker van beroep. Dat is ook weer zo iets. Ik
verhuisde van de Randstad naar Veldhoven en kwam te wonen aan … De Wagenmaker. Geen
gekozen straatnaam want Gert-Jan woonde er al toen ik hem leerde kennen. Het
moet zo zijn, mijn leven staat bol van de zogenaamde ‘toevalligheden’.
Ik weet nog goed hoe mijn vader vertelde dat het hem aan het
hart ging dat hij zijn eerste huisje aan de Voorstraat moest verkopen toen het
te klein werd voor ons gezin. Hoe moet het voor mijn overgrootmoeder gevoeld
hebben toen overgrootvader was overleden en zij het huis verkocht. Als ik nu de
foto’s zie van “Woelwijk” dan denk ik “waarom heb ik niet beter rond gekeken
toen ik daar als tienjarige rondliep”. Maar ik was daar om een andere reden. In
dat mooie huis woonde prof.dr. G. van Manen, oogarts en ik was betrapt op ‘verziendheid’.
Het huis van mijn overgrootvader was voor mij nauw verbonden met een zéér
gehate bril. Is ook mijn leeftijd van toen toeval? Ik was tien toen ik daar voor het eerst kwam en opa was tien toen hij daar kwam wonen.
Een van onze dochters liet ik de foto’s zien en zij riep “gaan
we daar wonen”. Tuurlijk schat, liever vandaag dan morgen.
Er bestaat een volledige lijst van voormalige eigenaren.
Voordat de opsomming van deze lijst met namen en data – met precisie
gedocumenteerd – is aangeland bij de oogarts van mijn jeugdjaren woonde daar
ooit mijn opa met zijn ouders en broers en zussen. Volgens de lijst van
eigenaren veranderde het huis in 1916 van eigenaar. Dat kan goed kloppen want
mijn overgrootvader (geboren 31 juli 1844) was kort tevoren overleden op 27 mei
1916. Mijn opa (gehuwd in 1906) was toen al weduwnaar van zijn eerste vrouw
(overleden op 1 december 1915) en opnieuw getrouwd met zijn grote liefde, ofwel
mijn oma (21 juli 1916). De reden voor de snelheid van het tweede huwelijk heb
ik in een ander blog stukje verteld. Het betrof een voorbestemde liefde. Opa werd koster in 1909 en betrok met zijn gezin de
ambtswoning nabij de kerk aan de Leidseweg bij de Laurentiuskerk. Het huisje leek
qua grootte in feite op de schuur van zijn ouderlijk huis. Maar met mijn oma en
elf kinderen waarvan twee uit het eerste huwelijk, was hij daar zielsgelukkig.
Ik ben blij met zijn tweede huwelijk. Anders had ik hier nu niet kunnen vertellen over het
huis van mijn overgrootvader.
NB: de foto's en lijsten komen van de website van Jacques Duivenvoorden en zijn terug te vinden op: Brondocumenten Woelwijk
Geen opmerkingen :
Een reactie posten