Morgen ga ik
naar mijn werk. Ik heb er goede redenen voor, wel drie.
Meer dan een lichte vermoeidheid mankeer ik niet. Dat klinkt
raar als je een agressieve tumor hebt in een van je borsten. Maar op dit moment
kan ik niet zeggen dat ik ziek ben. Ik voel me immers niet ziek. Ik zal me pas
ziek voelen op het moment dat de behandeling in volle gang is en de medicatie
mij ziek maakt met als doel mij te genezen.
Omdat ik mij niet ziek voel, ga ik dus morgen gewoon werken.
Dan moet de narcose toch wel weer voldoende zijn uitgewerkt. Voor de zekerheid
haalt een collegaatje mij op. Op het doosje van de pijnstillers zit zo’n mooie gele
waarschuwingssticker. Van de pijnstillers zal ik geen direct nadelige gevolgen ondervinden
bij het autorijden. Maar ik moet er ook niet aan denken dat ik een plotselinge
beweging moet maken en daarbij de operatiewond in mijn oksel irriteer en
daardoor een ongeluk krijg of veroorzaak.
Stel dat ze er dan achter komen dat ik verdovende middelen
in mijn systeem heb. Zonder mijn best te doen, gebeuren er al meer dan genoeg
drama’s in mijn leven. Bij zo’n fictief ongeluk zie ik mijzelf al in huilen
uitbarsten tegen meneer of mevrouw agent. Ik zie me daarbij alle registers uit
de kast trekken om verzachtende omstandigheden aan te voeren. Nee, ik laat me
ophalen en thuisbrengen.
Behalve dat ik mij niet ziek voel en daarom moet kunnen
werken, is er nog een reden om te gaan. Ik heb het idee dat ik een beetje in
een gat val. De onderzoeken zijn voorbij. Het wachten is op de laatste uitslag van
de schildwachtklier. Bovendien moet er nog een verschrikkelijk belangrijk
gesprek plaatsvinden. Het gesprek met de plastisch chirurg is alles bepalend.
Wel of geen directe reconstructie. Voor mij een beslissing van levensbelang.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten