Maandagavond vonden we een muis. Hij werd in gijzeling
gehouden door een kat slechts een straat van ons huis verwijderd. We waren net
op weg om te gaan wandelen met Roef, onze boxer. We zagen niet direct dat
het-diertje-in-gijzeling een muis was. Gert-Jan liep er op af, de kat schoot
weg en de muis liet zich zomaar vangen.
Rustig zat hij in de samengevouwen handen van Gert-Jan en
daar zat hij terwijl we onze wandeling vervolgden. Een half uur later was ons “rondje”
weer rond en belden we aan bij de overburen. We twijfelden er niet aan dat zij een
kooitje zouden hebben voor onze vondeling. Hij zag er nogal doorvoed uit en in
de handen van Gert-Jan had hij zich tijdens onze wandeling relaxed zitten
wassen. Zo op het oog leek het eigenlijk een tamme muis te zijn.
Zelfs Roef vond hem wel interessant en acceptabel. Hij
snuffelde wat en mijnheer muis (voor het gemak) liet zich de aandacht
welgevallen. Op het moment dat onze nieuwe huisgenoot in het kooitje werd
gezet, bleek hij dat minder leuk te vinden en sprong een aantal keren met zijn
neus omhoog tegen het bovendeurtje.
Gisteren besloten we dat hem het label “huismuis” moest
worden ontnomen. Vanwege de flinke regenbuien hadden we hem een dagje langer in
het kooitje gehouden. Maar nu kwijnde hij duidelijk weg en leek minder relaxed
dan toen we hem vonden. Maandag was hij niet “tam” maar “in shock”. Gisteren was
hij daar duidelijk van hersteld en klaar voor zijn vrijlating. Gert-Jan wilde
hem uit zijn kooitje pakken en werd beloond door een stel venijnige tandjes dat
hem tot bloeden toe in zijn vinger beet. De tweede poging tot vastpakken – de handen
veilig in een paar dikke handschoenen – lukte evenmin zonder slag of stoot. Mijnheer
muis glipte via de arm van Gert-Jan uit de kooi en nam het hazenpad in de gang.
Uiteindelijk kreeg hij hem te pakken en heeft hij de muis in ons plantsoen
uitgezet.
De geslaagde opvang en vrijlating voelden als boetedoening
voor al de muizen die we in huis hebben gevangen op niet-diervriendelijke
wijze.
Gisteravond kreeg ik een berichtje van Gert-Jan. Hij stuurde
een foto die hij zojuist had gemaakt, onderweg naar zijn werk. Fietsend, halverwege
Veldhoven en Waalre zag hij in een flits iets kleins langs de rand van de weg.
Op diezelfde plek vond hij een aantal maanden geleden een aangereden kat. Nog
voordat hij kon besluiten wat hij met het dier moest doen, stierf het ter
plekke. Op diezelfde plek dus vond hij gisteravond een kitten van – volgens hem
– een week of vier. Ik bekeek de foto en concludeerde dat deze vondeling toch
echt véél jonger was – hooguit een week of twee – en niet zonder warmte van
zijn moeder zou kunnen. Een nacht in de fietstas van Gert-Jan in de buitenlucht
was geen optie.