Sinds het
overlijden van mijn moeder vond ik de omvang en grootte van de levenskruisjes onevenredig
en oneerlijk verdeeld. Ik was er van overtuigd dat er geen groter leed was dan het
onze. Twaalf jaar later weet ik wel beter. Wij hebben het zo slecht nog niet.
Na het plotselinge verlies van mijn moeder bleef mijn vader
achter met spijt over alles wat hij anders had willen doen. Hij zei: “soms heb
je een schop onder de kont nodig om iets te begrijpen en soms komt die schop te
laat”.
In de jaren daarna maakte ik onevenredig veel tegenslagen
mee. Ik was regelmatig jaloers op mensen die ogenschijnlijk geen enkel kruisje
in hun tuin hadden staan, zelfs geen miniatuurtje. Dan vroeg ik me af waarom
wij zoveel meemaakten. Steeds weer, als ik na de zoveelste schop onder mijn
kont overeind krabbelde en de rust leek terug te keren, kwam er een volgende
schop. Ik zocht naar redenen en vond ze niet.
Een half jaar geleden veranderde er veel. Eindelijk kreeg ik
de dingen op hun plek. De tienjarige cyclus van grote tegenslagen leek te zijn
doorbroken. Op mijn 26e had ik een zware hernia. Ik was bang dat ik de
rest van mijn leven als rug patiënt moest slijten. Na een uitermate succesvolle
operatie zag ik tijdelijk het licht en dacht ik dat mijn leven voortaan anders
zou verlopen. Dat euforische gevoel verdween na een tijdje. Op mijn 36e
was ik na het overlijden van mijn moeder nog nauwelijks de diepe depressie te boven
toen ik de diagnose borstkanker kreeg. Ik dacht bij mezelf “eerst wilde ik
dood, nu ga ik dood”. Maar ik bleef leven. In de jaren daarna volgden de nodige
ups en downs maar ik krabbelde steeds weer overeind. Ik vroeg mij af en toe af
wat mijn 46e jaar met zich mee zou brengen. Ik werd zonder
mega-drama 47. Dat jaar bleef het bij een flinke burn-out na de diagnose ADHD
die ik in 2010 had gekregen. Na flink wat achterstallig werk op mentaal niveau
constateerde ik dit voorjaar dat ik de titel ‘sterke vrouw’ eindelijk waard was.
Bijna elf jaar nadat iemand mij zo noemde, kon ik het voor het eerst bevestigen.
Vooralsnog sta ik nog steeds achter die uitspraak. Ik voel
mij sterk. Ik mag dan borstkanker 2.0 hebben en er stroomt chemo door mijn
lichaam, maar mentaal gezien ben ik kerngezond. De uitslagen van alle
onderzoeken hadden, behalve de tumor zelf, niet beter kunnen zijn. Mijn prognose
is vooralsnog geweldig. Ik doe daarbij niet aan percentages. Er is bij mij
allang gebleken dat percentages helemaal niets zeggen. Maar het ziet er naar
uit dat ik het nog wel mee ga maken dat de wetenschap van kanker een chronische
ziekte maakt. Wordt dat een Nobelprijs voor de Geneeskunde? Dat zou maar zo
kunnen.
Mijn kruisje mag blijven staan in onze tuin. Het staat er
mooi en ik ben er blij mee. Er gebeuren mooie dingen sinds mijn diagnose.
Tegelijkertijd hoor en lees ik van mensen die het zoveel slechter hebben. Zware levens, loodzwaar en zonder uitzicht. Behalve het spreekwoord over dat kruisje voor iedereen, zijn er zoveel meer.
“Het leven is een pijp
kaneel, ieder zuigt/ruikt er aan en krijgt zijn deel”. Iedereen krijgt met leuke
en minder leuke dingen te maken in het leven.
“Het leven gaat niet
over rozen”. Ik vond een leven over rozen altijd een raar idee. Rozen
hebben dorens en die doen toch juist pijn? Wie wil er nu over dorens lopen.
Zouden ze het, gezien de betekenis van het spreekwoord, niet juist over
rozengeur moeten hebben om de betekenis eer aan te doen.
Een prachtig en onvergetelijk boek is “I never promised you
a rose garden” van Hannah Green. Het liedje met de gelijknamige titel werd
geschreven door Joe South en is door velen gecoverd. Het werd een enorme hit
met Lynn Anderson.
“Na regen komt
zonneschijn” en “Achter de wolken schijnt de zon”.
Er zijn er ongetwijfeld nog ontelbaar vele meer. Ze zijn
vast bedoeld om mensen op te beuren en een hart onder de riem te steken. De een
heeft er wat aan en de ander denkt “hou je mond, want wat koop ik daarvoor”.
Mijn moeder was van het relativeren en vond “dat er altijd mensen waren die het
slechter hadden of zwaarder”. Ze had helemaal gelijk. Als vijftienjarige kon ik
helemaal niets met haar relativeringsvermogen. Nu wel, nu weet ik hoe wijs ze
was.
Er zijn vormen van leed die niet te vergelijken zijn, ze
zijn onmetelijk groot. Dat van mij is niet groot, niet meer. De laatste schop
die ik kreeg, heeft mij (hopelijk) voorgoed wakker geschud. Oké, ik heb
borstkanker en nog voor de tweede keer ook. Maar diezelfde schop gaf mij een
kostbaar inzicht. Mensen noemen mij sterk of zelfs een kanjer, anderen vinden
dat ik ongelofelijke pech heb en een enkeling zou met mij willen ruilen. Wat ik
er zelf van vind, is iets heel anders. Ik prijs mij gelukkig en wil met niemand
ruilen. Mijn leven is van mij. Ik voel me lekker, een prognose om van te
dromen, ik ontmoet leuke mensen en er komen dromen uit. Een kleine twee weken
na de eerste chemokuur blijk ik (vooralsnog) volledig in staat mijn werk te
doen. Alles wat er in mijn leven is gebeurd, zie ik als een rode draad met
elkaar verbonden. Het heeft mij de kracht gegeven om te zien hoe goed ik het
werkelijk heb.
Gistermiddag zat ik op een bankje langs de tennisbaan. Zoon
Martijn speelde daar de play-off voor de derde en vierde plaats. De dag tevoren
had hij in een staaltje van “hoogmoed komt voor de val” een kans op de eerste
plaats weggeven. In plaats van te tennissen voor de overwinning, ging hij onder
in een gevecht met zichzelf. Gisteren won hij de wedstrijd. De eerste set was
een fluitje van een cent, vroeg in de tweede wenkte hij naar mij terwijl hij
naar zijn rechterarm wees. Hij had een cold-pack nodig. In zijn woeste slagen
van de de dag ervoor had hij een spiertje verrekt. Met moeite en een beetje
geluk trok hij de tweede set naar zich toe in een bloedstollende tiebreak. Zelf
zat ik me te verbijten omdat ik hem bij verlies van diezelfde set zou moeten
aansporen om op te geven. Een derde set zou betekenen dat hij de rest van de
vakantie geen wedstrijd meer zou spelen. Hij vertelde na afloop dat hij dat
besluit zelf al had genomen tijdens de laatste ballen van de wedstrijd. Ook hij
heeft veel geleerd. Wij zijn trots op elkaar.
Tijdens die eerste set zat een vriendin naast mij, haar
zoontje speelde op baan voor ons. Martijn op de volgende baan en ik had bij
voorbaat wat afstand genomen vanwege de wedstrijd van de dag ervoor. Aan mijn
andere zijde zat de vader van de dubbelpartner van haar zoontje. Het komende
zomerweer kwam ter sprake en er ontglipte mij een voornemen. Mijn vriendin
verslikte zich er bijna in. Ik zei: “Als het werkelijk eindelijk zomer wordt
dan meld ik mij ziek. Zou mijn baas daar in trappen?”. De vader naast mij was
natuurlijk niet op de hoogte van mijn onzichtbare ziekte en moest lachen. Mijn
vriendin reageerde met “Ja, lach maar, ze is hartstikke ziek, ze heeft verdomme
(sorry voor het woord) gif door haar lichaam lopen”. Toen moest ik natuurlijk
de vader naast mij wel van enige uitleg voorzien. Natuurlijk ga ik me niet ziek
melden bij mooi weer. Dan speel ik open kaart en vraag ik of ik de uren mag
verdelen. ’s Morgens vroeg beginnen en aansluitend wat uurtjes thuis werken.
Niet in de zon, dat brengt behalve de laptop ook mijn haarwortels naar een
ongewenst kookpunt. In de zon zitten wordt afgeraden als je probeert je haarbos
te behouden tijdens chemokuren en hoofdhuidkoeling. Maar thuis aan tafel werken
met de voetjes op de stoel tegenover mij en de tuindeuren wijd open is
natuurlijk wel een verlokkelijke verleiding.
Ondanks alles vraag ik mij helemaal niet af wat er over tien
jaar gaat gebeuren. Nog even niet. Misschien ben ik tegen die tijd wel oma van
een stel miniatuurtjes van mijzelf. Ik heb altijd geweten dat ik mijn eigen
streken in dit leven terugbetaald zou krijgen. Dat voorgevoel kwam uit, dubbel
en dwars. De kans is groot dat ook eventuele kleinkinderen mijn streken erven. Als
dat zo is, dan krijgt hun moeder of vader het zwaar te verduren. Maar dan ben
ik er om ze te helpen. Want niemand kent mijn erfelijke streken beter dan ik.
Wat een mooie instelling?? Laten we allemaal zo positief blijven ok! Totziens in het park met de honden!! Keep up this positive style!!!!!!
BeantwoordenVerwijderenJoep