donderdag 3 november 2011

Borstkanker 1.0 - "Mama heeft een knolletje in haar borst"

Tropenjaren

Denk je eindelijk de bovenkant van de put weer te bereiken, voel je je eindelijk niet meer zo verdrietig en ongelukkig, (een jaar eerders was mijn moeder totaal onverwacht overleden) sta je op een goede (nou ja kwade dus) ochtend voor de spiegel. Heb je voor de verandering je bril op – dat doe je niet zo vaak na drie zwangerschappen met drie keer zo lang mogelijk borstvoeding te hebben gegeven want dat is gezond voor je kind en dus doe je dat tot in het dwangmatige aan toe – en pluk je vervolgens wat met je linkerarm aan je haren met het idee dat je er iets aan kan verbeteren.

Dan constateer je met dat verbeterde gezichtsvermogen dat er iets is wat er nogal vreemd uitziet. “Wat een vreemde huidplooien”, dacht ik nog. Net zo’n navelsinaasappel, allemaal van die putjes in m’n huid, niet op de heupen waar je het mag verwachten, maar zo in die zachte hangende borst (die je liever niet al te vaak ziet – zelfs in Afrika tussen de vrouwen met hun blote hangende borsten zou je niet echt opvallen), nee daar lijken die putjes niet thuis te horen. Het is net alsof er aan de achterkant van de huid met touwtjes aan de huid werd getrokken.

Alarmbelletjes beginnen te rinkelen, al heel snel heel hard. Vraag ik aan manlief (die net uit de nachtdienst komt en dan niet communicatief op z’n sterkste moment is of hij er eens naar wil kijken. Hij mompelt dat hij dat dinsdag (het was alweer vrijdag) ook al had gezien en dat hij er vanuit ging dat het kwam door het slapen, zo van die huidplooien die je door je lakens kan krijgen …. Maar ja na drie dagen zaten die er dus blijkbaar nog steeds. Dan maar knijpen, voelen, nog eens knijpen, zit er iets, of toch niet, ja toch wel, manlief dan maar eens laten knijpen maar nee, die wil slapen, voelt niets zegt hij nog …

Dan maar de dokter bellen, kan er diezelfde ochtend nog terecht. Moeite met oppas voor de kinderen te vinden. Sta te huilen bij een buurvrouw op de stoep, gefrustreerd dat ik geen familie in de buurt heb wonen, wanhoop naar m’n eigen moeder, waarom is ze er nu niet, waarom heeft ze me in de steek gelaten, nu heb ik haar het hardste nodig. Geen idee of er toch iemand op de kinderen heeft gepast of dat ze alle drie mee naar de huisarts zijn gegaan. Het is een groot zwart gat in mijn geheugen.

De huisarts keek, voelde en vertelde dat ze me doorstuurde naar het ziekenhuis naar de mama-poli, ze verontschuldigde zich dat ze mijn ongerustheid niet weg kon nemen … op zich al een akelig gevoel. Dinsdag daarna kon ik terecht in het ziekenhuis. Manlief ging mee. Er werd een biopsie gedaan en de chirurg vertelde dat ik er rekening mee moest houden dat de kans op een positieve en dus voor mij negatieve uitslag toch wel negentig procent was … Donderdag kwamen we terug voor de uitslag.

Het was borstkanker. Wat was ik eigenlijk opeens blij dat mama niet meer leefde, dat ze dit tenminste niet meer hoefde mee te maken. Maar nu moest mijn vader in zijn eentje deze angsten met ons doorstaan. Met z’n allen zijn we zo blij geweest dat mama zoveel akelige dingen niet meer mee hoefde te maken. Het jaar 2001 begon al zo slecht met die grote brand in Volendam. Wat was ze van de kaart door die berichten en beelden op televisie. Het raakte haar erg al die levens die zo verwoest werden door een paar sterretjes die op de verkeerde plek op het verkeerde moment werden afgestoken. Het jaar werd niet veel beter na haar dood. Toen gebeurde op 11 september dat onvoorstelbare drama in New York. Het WTC kwam omlaag en nog veel meer levens en eigenlijk de wereld werd op dat moment verwoest. Wat was ik blij dat ze ook dat niet hoefde mee te maken.

Wat was ik blij dat ik in ieder geval haar nooit deze pijnlijke en dramatische mededeling hoefde te doen. Ik heb nooit hoeven zeggen “mama, ik heb borstkanker en nu heb ik je hulp en steun echt nodig”. Wel weet ik zeker dat ze bij me was, nu wel, alleen voelde ik het niet. Ik voelde me alleen en verlaten.

De vrijdag na de diagnose was eigenlijk de eerste dag van de zomervakantie, moest ik mijn werkgever bellen met de mededeling dat ik per direct in de ziektewet ging. Vreemd, je voelt je helemaal niet ziek maar er zit iets kwaadaardigs in je en dat moet eruit. Ik was er van overtuigd dat ik dood zou gaan. Was ik eindelijk van het idee af dat ik dood wilde en nu ging ik alsnog dood.
Donderdag kregen we de uitslag en vrijdagmiddag stond de vervangende huisarts op de stoep. De dokter, zo formeel als ik haar altijd vond in vergelijking met onze vaste huisarts die altijd te porren is voor een grapje of om een van zijn jeugdige patiëntjes te kunnen kietelen of “knijpen”, zo professioneel zat ze vrijdagmiddag bij me aan tafel en vertelde dat ze het slechte nieuws had ontvangen en of ze iets voor me kon betekenen.

Twee weken later werd ik geopereerd en na een dag mocht ik naar huis, met mijn slangetjes en flesje dat het wondvocht moest opvangen … Kindjes die bij je willen kruipen (Martijn was pas 2) en aan die slangetjes blijven hangen en dus aan je wond … Daarna begon het angstige wachten op de uitslag, waren de klieren die ze weggehaald hadden, wel schoon of waren er uitzaaiingen?


Een dag of tien later weer naar het ziekenhuis voor de uitslag. Vooraf was geadviseerd om eerst even te bellen of er soms vertraging in het spreekuur zat, thuis wachten was makkelijker. Ik dus gebeld en nee hoor, er was maar een kwartiertje achterstand in de afspraken. Wij dus een kwartiertje later vertrokken en vervolgens daar “lekker een uur en drie kwartier zitten wachten”. Voor ons zat een “slecht weer-gesprek”. Helemaal stijf van de frustratie en onzekerheid sprong ik na anderhalf uur wachten naar de secretaresse toen ik een nieuwe bezoeker naar MIJN arts hoorde vragen en deze vrijwel direct aan de beurt bleek te zijn … hoe haalden ze het in hun hoofd om mij zo lang te laten wachten. Tja, dan heb je aan mij een slechte, ik ben dan niet in staat om mijn mond te houden. Nee hoor, werd mij verzekerd, dit was echt niet het geval. Het bleek een “vertegenwoordiger” te zijn die werd doorgesluisd naar een andere medewerker dan MIJN arts … In vijf minuten waren we klaar bij mijn arts. Mijn chirurg die ons goed nieuws had te vertellen. Er waren geen uitzaaiingen. De tumor was verwijderd. Deze was wel kwaadaardig, maar langzaam groeiend en ongeveer 1 bij 2 centimeter groot. De verwijderde “poortwachter”-klieren waren schoon.


De zo gevreesde chemokuren – die ik vooraf heel stoer beweerde pertinent te zullen weigeren – want dat kon echt niet met een man in ploegendiensten en kotsend de nacht door in mijn eentje met drie kleine kinderen aan mijn rokken, nee dat zag ik niet zitten – die kuren waren niet nodig. Maar wel 28 bestralingen. Ze begonnen zo’n zes weken na de operatie en de laatste was ergens in november van dat jaar. Tussendoor natuurlijk een afspraak bij de radiotherapeut die vervolgens wat in de war raakte van de foto’s die in het dossier zaten. Er leek nog een plekje te zijn … ik helemaal over de rooie en in paniek. De stoppen sloegen totaal door, was helemaal vergeten dat er twee keer foto’s waren gemaakt omdat de eerste niet helemaal duidelijk was … die onduidelijke foto zat dus nog in het dossier. Op m’n verjaardag, 12 september kreeg ik alsnog de uitslag. Alles was weg, vervolgens wist ik ook weer van die mislukte foto te vertellen …

Inmiddels was ik natuurlijk al weer aan een vernieuwd recept van antidepressiva begonnen. Kalmeringstabletjes, oxazepam had ik allang weer van de huisarts gekregen. Nou deze stress, daar kun je wel wat pilletjes bij gebruiken. Na het lange wachten eindelijk het verlossende woord kunnen doorbellen naar papa in Voorschoten. Hij barstte in huilen uit, hij was zo bang geweest omdat het zo lang duurde en we maar niet belden. Wat is het tegenwoordig toch makkelijk met het mobiele telefoonverkeer. In die tijd had ik wel al m’n eerste mobieltje, maar bellen vanuit het ziekenhuis kon natuurlijk niet, die mocht niet aan staan en tussendoor bellen dat we zaten te wachten (en weg te moeten lopen met het idee dat je elk moment binnengeroepen kan worden … dat ging natuurlijk ook niet). Samen hebben we gehuild van geluk en verdriet dat dat het toch maar goed was dat mama er niet meer was en dat dit haar bespaard was gebleven.

De bestralingen waren zwaar. In het begin viel het wel mee. Och, vier keer per week door een taxi opgehaald worden en de eigen bijdrage van 76 euro werd ook nog vergoed door de verzekering. Dat kon toch niet al te zwaar zijn. Meestal waren de kinderen bij de oppas of op school. Een enkele keer mochten ze mee met de taxi naar Eindhoven. Mochten ze bij het personeel via de televisie/computer meekijken naar mama. Vonden ze nog stoer ook en ik lag daar dan op dat ziekenhuisbed onder dat enge apparaat met m’n afgetekende borst. In de kamer waar die rode inktlijnen getekend werden, was de vloer nogal rood/bruin. Net of er een groot bloedbad had plaatsgevonden. Nee, ze hadden een keer de inktpot laten vallen, dat was niet zomaar weg te poetsen … Nadat de weken verstreken, werd ik vermoeider, of het nou tussen m’n oren zat of door de radioactieve stralen kwam, geen idee, het was wel een belasting zo vier keer per week wachten op de taxi, twee minuutjes in het ziekenhuis en weer terug. Na verloop van tijd zo tegen het einde van de bestralingen ging de huid kapot en had ik er behoorlijk genoeg van. Wat was ik moe, zoals ik al eerder vertelde, probeerde ik zelfs de honden uit te laten zonder er aan te denken om ze mee te nemen. De sleutel lag regelmatig nog binnen als ik al buiten was. Gelukkig maar dat de oppas, onze overbuurvrouw, een reservesleutel had en dat ze meestal wel thuis was.

Toen kwam het herstel, lichamelijk en geestelijk. Want tussen de oren zat toch wel veel kanker. Wat als het terugkwam.


De kinderen begrepen er in die tijd niet veel van, ze waren veel te jong. Merel verwoordde het op haar manier: 'mama heeft een knolletje in haar borst' vertelde ze aan de juf op school.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten